Hechtingspatronen

Het kan zijn dat je in je jeugd minder toegang hebt gehad tot een veilige basis om in op te groeien. Misschien had je ouders die minder (of niet) beschikbaar waren en moest je veel, voor een kind, 'stressvolle' zaken zelf uitzoeken of oplossen. Of had je ouders die onbetrouwbaar of onveilig waren. Misschien had je broers of zussen die niet zo veilig voor je waren (omdat ze er niet voor je waren in tijden van stress, of stress veroorzaakten door pesterijen, afwijzing, agressie etc.). Als je als kind weinig ervaring hebt gehad met een voedende en beschermende omgeving (door een liefdevolle ouder, familielid, voogd etc.) is de kans groot dat je op hechtingsgebied bepaalde vaardigheden niet hebt kunnen ontwikkelen.

Het kan betekenen dat je geleerd hebt dat je niet bij anderen terecht kunt als je zelf stress hebt of pijn lijdt. Je hebt ooit om emotionele zorg gevraagd, maar hebt het niet gekregen, en hebt daardoor 'geleerd' niet meer te vragen maar de zaken zelf op te lossen. Je vertrouwt de ander eigenlijk niet meer zo goed en vertrouwt jezelf des te meer. Dit kan er toe leiden dat je je nooit helemaal meer openstelt naar een ander en daardoor in situaties terecht kunt komen waarin je steeds vaker alleen komt te staan. Je handelen dan uit een vermijdend hechtingspatroon

Het omgekeerde kan ook: je hebt, door de signalen van je ouders/opvoeders, 'geleerd' dat de omgeving onveilig is en dat het alleen bij je ouders/opvoeders veilig is. Je ouders kunnen je te weinig ruimte hebben gegeven om dingen zelf te ontdekken, om ervaring op te doen met 'alleen' zijn etc. Je bent daardoor (heel) afhankelijk geworden of angstig. Als volwassene kun je dan (te) veel aandacht vragen van anderen voor je stress of pijn en begrijp je het niet als een ander je 'minder' goed opvangt of begrijpt dan dat jij gewend bent. Je kunt je dan al snel afgewezen voelen (of jaloers worden) en je kan steeds meer aandacht gaan vragen en onzekerder gaan voelen terwijl er objectief gesproken niets aan de hand is. Je handelt dan uit een angstig hechtingspatroon.

Een 'onvolgroeid' hechtingspatroon kan zich, onder anderen, uiten in: relatieproblemen, werkgerelateerde problemen, egoïsme, asociaal of theatraal gedrag, controlerend gedrag, wantrouwen of neerslachtigheid.

Wat kan ik verwachten?

In het geval je bepaalde vaardigheden op het gebied van hechting niet hebt kunnen ontwikkelen kun je ervoor kiezen ze alsnog aan te leren. Het is dus niet zo dat een hechtingspatroon voor je leven bepalend is! De uitingsvormen die hierboven genoemd worden zijn dat dus ook niet! Een zeker hechtingspatroon kan alsnog worden "verkregen" door het tekort te onderzoeken en waar nodig aan te vullen met nieuwe inzichten en ervaringen. De eerste stap in dit proces is het onderzoeken welke patronen zich in ons ontwikkeld hebben. Voor iedereen is dat anders.

Ons boek over hechting lezen

Je kunt ook eerst het boek “Vrij Gehecht” lezen van Jeroen Hoekman. Het boek vertelt ondermeer welke ingrediënten er nodig zijn om een ‘zekere’ ofwel ‘vrije’ hechting te ontwikkelen en wat voor effect het op onze relaties heeft als we tijdens onze jeugd te veel of te weinig van deze ingrediënten hebben gekregen. Vervolgens worden er per hechtingspatroon adviezen gegeven wat je kunt doen om een (meer) zeker patroon te ontwikkelen, waardoor je je relatie kan verbeteren. De tweede editie van het boek is in december uitgekomen.

Hechtingsassessment

Jeroen is een gecertificeerd "Master Judge" (bevoegd assessor en trainer) van het "Adult Attachment Projective Picture System (A.A.P.)". De A.A.P. is in 1999 ontwikkeld door Dr Carol George (Mills College universiteit en co-auteur van het Adult Attachment Interview, A.A.I.) en Dr Malcolm West. Het onderzoek naar hechtingspatronen duurt ongeveer anderhalf uur (waarvan ca. 15-20 minuten interview met de client en ca. 75 minuten t.b.v. de uitwerking door de therapeut). Jeroen gebruikt de A.A.P. ook regelmatig in zijn zakelijke trainingen en workshops.

“The AAP has become a valuable part of almost every
Therapeutic Assessment my colleagues and I do. The test helps
answer many of our clients’ central referral questions and provides
rich opportunities for transformative therapeutic work."


- Stephen E. Finn, Ph.D.,
Founder, Center for Therapeutic Assessment, Austin, TX