Geweten(sloos)

Door de jaren heen is ons opgevallen dat het begrip geweten, als kernaspect van onze psychologische en morele identiteit, vaak over het hoofd wordt gezien in discussies over het aanpakken van relatieproblemen. Wellicht is dit het gevolg van het feit dat het geweten een complex en abstract concept is dat moeilijk te definiëren is. In tegenstelling tot meer zichtbare aspecten van relatiedynamiek, zoals communicatie en fysieke interactie, is het geweten intern en subjectief, waardoor het lastiger is om direct te observeren en te bespreken. En misschien komt het ook wel omdat, ondanks het feit dat er veel psychologisch onderzoek wordt gedaan naar relatieproblemen, het geweten hierin minder aandacht krijgt. Dit kan ertoe leiden dat professionals in de geestelijke gezondheidszorg minder geneigd zijn om het geweten als factor mee te nemen in hun analyses en behandelingen. Een derde verklaring kan zijn dat we, in een samenleving die snelle oplossingen en symptoombestrijding waardeert, minder ruimte geven aan de diepgaande en langdurige benadering die nodig is om kwesties gerelateerd aan het geweten aan te pakken. Dat is jammer, want daardoor kunnen de meer fundamentele onderliggende factoren die relatieproblemen beïnvloeden, zoals het geweten, over het hoofd worden gezien.

Wat de reden ook is, een goed ontwikkeld geweten is niet alleen een essentieel onderdeel van onze menselijkheid, het is ook een belangrijke schakel in de keten van gezonde volwassen relaties. Het dient niet alleen als een moreel kompas dat ons het verschil doet weten tussen goed en kwaad, maar beïnvloedt ook de kwaliteit en duurzaamheid van onze relaties.

De rol van het geweten in relaties

Een gezond geweten navigeert niet alleen door die twee gebieden die we allemaal wel kennen: 'goed' versus 'slecht', het bevordert ook begrip, medeleven en oprechte verbinding. Het stelt individuen in staat om empathie te tonen voor hun partners, grenzen te respecteren en eerlijk te communiceren. In essentie vormt het hoe we ons in relaties presenteren, en beïnvloedt het ons vermogen om authentiek lief te hebben en conflicten constructief op te lossen.

Belemmering van het geweten: voorbij het negatieve

Opvallend is dat bij het schrijven over (of onderzoek doen naar) de vraag wat de ontwikkeling van het geweten kan verstoren, de literatuur zich vaak richt op negatieve oorzaken en ervaringen zoals isolatie, liefdeloosheid, misbruik, verwaarlozing of trauma. Terwijl deze factoren in veel gevallen heel significant zijn, zien we in onze praktijk voor relatietherapie regelmatig een reeks verborgen en minder voor de hand liggende factoren - vaak verpakt als liefde en zorg - die de groei van een gezond geweten (en dus ook van liefdesrelaties) serieus belemmeren. Deze factoren krijgen vaak minder aandacht omdat ze niet gepaard gaan met voor de buitenwereld zichtbaar negatief of destructief gedrag van ouders of opvoeders. Wat we dan niet zien is dat de ontwikkeling van een gezond geweten paradoxaal genoeg kan worden belemmerd in omgevingen die aan de oppervlakte liefdevol en zorgzaam lijken. Deze soms subtiele situaties kunnen moeilijk te identificeren zijn omdat ze vaak verpakt zijn in de schijn van positieve intenties. Hieronder zal ik een aantal scenario's beschrijven waarin schijnbaar positieve omgevingen de ontwikkeling van het morele kompas van een kind kunnen hinderen en als gevolg daarvan zijn of haar relaties als volwassene behoorlijk kan verstoren:

1. Hoge verwachtingen en voorwaardelijke liefde: omgevingen waar liefde en goedkeuring afhankelijk zijn van prestaties of gedrag kunnen ondersteunend overkomen maar kunnen kinderen eigenlijk leren om de goedkeuring van een ander boven hun eigen interne morele oordeel te waarderen. Deze voorwaardelijkheid kan de ontwikkeling van een autonoom gevoel van zelf en moraliteit verstikken, omdat kinderen leren presteren met als doel goedkeuring in plaats van dat ze zelf hun eigen interne kompas ontwikkelen. Voorwaardelijkheid leidt in veel gevallen tot een afwijzend hechtingspatroon.

2. Verstrengeling: dit komt voor in gezinnen waar er weinig tot geen grens is tussen de emoties en identiteiten van individuele leden. Dit komt met name voor bij symbiotische relaties: de ouder regelt het zo dat het kind aan de emotionele behoeften van de ouder gaat voldoen. Dit kan door overmatige zorg of door zich afhankelijk te maken van het kind. Dit laatste is een omkering van de rollen (parentificatie) en heeft tot gevolg dat het kind geen kans ziet om een ​​afzonderlijke, autonome identiteit te ontwikkelen. Sommige van deze kinderen (en later volwassenen) kunnen opgroeien zonder een duidelijk gevoel van zelf. Dit gebrek aan emotionele begrenzing tussen ouder en kind kan de ontwikkeling van persoonlijke waarden en een afzonderlijk geweten hinderen, aangezien kinderen te veel afgestemd raken op de emoties en behoeften van anderen ten koste van hun eigen morele ontwikkeling. Verstrengeling als kind kan regelmatig leiden tot symbiotische liefdesrelaties als volwassene.

3. Perfectionisme: ouders die perfectionisme nastreven of verwachten, kunnen een omgeving creëren die liefdevol en prestatiegericht lijkt, maar in werkelijkheid de morele en emotionele groei belemmert. Kinderen in deze omgevingen kunnen leren hun fouten en gebreken te verbergen, waardoor ze belangrijke lessen over vergeving, groei uit falen en de complexiteit van morele dilemma's niet leren. Daardoor verkiezen ze later in hun leven vaak functionele relaties boven sensitieve.

4. Vermijden van conflict: gezinnen die harmonie boven eerlijke confrontatie zetten, kunnen vreedzaam en liefdevol lijken, maar kunnen een kind's vermogen om constructief met conflicten om te gaan belemmeren. Zonder blootstelling aan voorbeelden waarin een kind ziet hoe je omgaat met een conflict, dat meningsverschillen samen kunnen gaan met liefde en dat ruzie niet slecht hoeft te zijn, kunnen kinderen de vaardigheden mislopen om moeilijke morele beslissingen te nemen of op te komen voor wat zij denken dat juist is.

5. Overmatige lof en erkenning: hoewel positieve bekrachtiging cruciaal is voor het opbouwen van zelfvertrouwen, kan overmatige of niet-specifieke lof leiden tot moeilijkheden in morele redenering. Kinderen die voor elke actie geprezen worden zonder de context of waarde van hun gedragingen te begrijpen, kunnen moeite hebben om een gevoel van goed of fout te ontwikkelen dat verder gaat dan alleen maar goedkeuring zoeken. Als het niet uitmaakt wat een kind tekent omdat hij of zij toch wel te horen krijgt dat het fantastisch is, dan slaat het spanningsveld waarin een geweten zich ontwikkelt dood. Narcistisch gedrag is hier in sommige gevallen het gevolg van.

6. Materiële compensatie voor emotionele behoeften: in gezinnen waar materiële cadeaus en beloningen worden gebruikt als vervanging voor emotionele betrokkenheid en bevestiging, kunnen kinderen een vertekend gevoel van moraliteit ontwikkelen waar materieel succes wordt gewaardeerd boven ethisch gedrag. Moeilijke momenten worden dan vaak afgekocht en succes met geld of bezit beloond. Ook deze variant leidt vaak tot een afwijzend hechtingspatroon.

7. Overbescherming: ouders die grote moeite doen om ervoor te zorgen dat hun kinderen nooit tegenslag, verlies of teleurstelling ervaren, kunnen onbedoeld voorkomen dat ze empathie en veerkracht ontwikkelen. Het begrijpen en omgaan met negatieve emoties is cruciaal voor de ontwikkeling van een geweten. Volwassenen die deze programmering meekrijgen kunnen dan niet meer goed overweg met negatieve ervaringen en zullen de neiging hebben ze te ontkennen of weg te poetsen met teksten als “het komt wel goed” (in het Engels: glossing). Overbescherming leidt in veel gevallen tot een gepreoccupeerde hechting.

8. Overmatige nadruk op beleefdheid en gehoorzaamheid: de nadruk leggen op beleefdheid en gehoorzaamheid boven open dialoog en vragen stellen kan een omgeving creëren waar kinderen leren hun gedachten en gevoelens te onderdrukken. De familiecultuur of norm is leidend en er is een tekort aan sensitiviteit. Dit kan leiden tot een oppervlakkig begrip van moraliteit dat uiterlijke verschijning prioriteert boven oprechte ethische redenering en persoonlijke integriteit.

9. Opoffering leidend maken: ouders die consequent de behoeften van anderen voor die van zichzelf stellen en verwachten dat hun kinderen hetzelfde doen, kunnen een vorm van zelfopoffering leidend maken in het leven van een kind. Zelfzorg en persoonlijke grenzen worden als gevolg daarvan verwaarloosd. Dit kan kinderen leren hun eigen morele kompas en welzijn te negeren ten gunste van anderen plezieren. De pleaser is geboren.

Samenvattend, omgevingen die positief lijken omdat ze er zo van de buitenklant uitzien, kunnen nog steeds de morele ontwikkeling van een kind belemmeren. Dat gebeurt door subtiele dynamieken die uiterlijk vertoon, prestaties en harmonie voorrang geven te opzichte van oprechte ethische groei en emotionele complexiteit. Het herkennen van deze verborgen factoren is cruciaal bij het bevorderen van een omgeving die de ontwikkeling van een gezond geweten echt ondersteunt. Vooral ook omdat een gezond geweten in het volwassen leven de basis vormt van een gezonde liefdesrelatie.

Volgende
Volgende

Een codependent relatie